Deel 4
Harry staarde uit het raam de slecht verlichte straat in. Het regende hard, wat de straat een triest en somber uitzicht gaf in het slechte weer. Hij probeerde enigszins wanhopig en tevergeefs zijn gedachten te ordenen. Er klopte iets niet en dat was nogal een onderschatting. Er was iets heel goed mis. In het verleden had hij wel vaker situaties verzonnen en personages geschapen in zijn hoofd om tot een verhaal te komen. Dat die personages dan op willekeurige momenten opdoken en voor inspiratie zorgden was normaal geworden. Maar Muze was anders. “Je kan toch niet de grip verliezen op je eigen gedachtes en fantasieën tenzij je gek wordt?” Vroeg hij zich af. Waarom voelde hij zich redelijk normaal en niet anders dan anders, terwijl Muze steeds realistischer werd. Was dat juist een teken van krankzinnigheid?
Hij had een vreemde tinteling gevoeld in zijn vingers na het eten bij zijn ouders. Hij had gezien hoe ze zichzelf over haar schouders streelde terwijl hij in gedachte zijn hand daar had gelegd. Zij was toch de fantasie? Dit probleem. Deze stelling kreeg hij voor zichzelf niet opgelost. Waarom was ze er nu niet, terwijl hij ook nu aan haar dacht? Hij wist dat hij de enige was die haar zag, maar… Hij vroeg zichzelf af waarom hij haar niet kon aanraken. “Omdat ze een fantasie is natuurlijk.” Waar was ze naartoe? Ging ze ergens heen? Het begon hem te duizelen en hij voelde dat hij moest zitten.
“Gaat het met je?” Vroeg Muze, die ineens achter de stoel stond waar hij zat. Harry schrok en kwam overeind. Hij keek Muze aan en hij probeerde opnieuw zijn gedachten te ordenen. “Ik snap het niet meer.” Zei Harry. “Jij bent niet iets wat ik zelf verzin hè?” Muze keek Harry bedenkelijk aan. Ze schudde tenslotte haar hoofd. “Nee je hebt mij niet verzonnen.” “Ben ik gek geworden? Hallucineer ik dit?” Ze schudde weer haar hoofd. “Nee…nee, de waarheid is minder schokkend dan je denkt.” “Nou vertel me dan alsjeblieft hoe het zit.” Zei Harry. “Oké…het moet er een keer van komen denk ik.” Muze staarde even naar de grond en probeerde woorden te vinden. “Weet je nog waar je mij voor het eerst zag?” Vroeg Muze. Harry keek bedenkelijk en deed zijn uiterste best om de gebeurtenis terug te halen in zijn gedachten, maar het lukte niet. “Weet je nog dat je werkte op de begraafplaats als drager? Dat uitzend baantje wat je had?” Harry knikte. “Ja dat weet ik nog.” “Weet je nog die dag dat je viel? Je ging een sigaretje roken en je struikelde over die schep. Je viel en landde met je hoofd op een zerk.” Harry wreef met zijn hand over de zijkant van zijn hoofd bij zijn slaap. “Ja dat weet ik nog.” In gedachten zag Harry zichzelf tussen de grafzerken staan met een sigaret. “Volgens mij ben ik even buiten bewustzijn geweest en toen ik bij kwam zat er een oud vrouwtje naast me. Ze keek me geschrokken aan en wreef over m’n hoofd.” “Doe je ogen eens dicht Harry.” Zei Muze. Harry sloot zijn ogen en onder zijn oogleden zag hij nog de contouren van Muze bij het licht van de lamp. Hij wachtte, tot hij een stem hoorde die zacht vroeg of hij zijn ogen weer wilde opendoen. Het was de stem van de oude dame.
Harry stond vastgenageld aan de vloer, zijn knieën week. Hij geloofde zijn eigen ogen niet. Het oude vrouwtje van de begraafplaats stond voor hem en keek hem aan. Hij wilde wat zeggen maar ze hield haar hand omhoog en het was alsof ze hem daarvan weerhield. “Ik ben een geest Harry. Je bent de enige die mij kan zien en horen. Al jaren zoek ik naar de reden dat ik hier nog steeds ronddwaal en al jaren…tevergeefs. Ik weet niet waarom we met elkaar kunnen communiceren… Alleen dat het kan. Ik ben met je meegegaan naar huis en ben je gaan observeren. Ik zag dat je schreef en merkte dat ik in je gedachte kon kruipen. Met je gevoelens kon spreken en…” Ze stopte met praten en keek naar de grond. “Misschien is dat wat veel… Toen je een keertje heel dronken was besloot ik als Muze mijzelf aan je te tonen… Vanaf dat moment dacht je dat ik een schim van je fantasie was. Ik zwerf al zolang rond Harry. Ik voel me alleen…ik wilde je niet kwetsen. Ik vind het fijn hier.”